Kun jij mensen nu echt helpen? Het is een vraag die ik nog wel eens krijg als ik vertel dat ik psycholoog ben. Als psycholoog heb je toch een wat twijfelachtige reputatie. Sommige mensen geloven heilig in je en andere denken dat je een soort kwakzalver bent die niet veel verschilt van een waarzegger of een kruidenvrouwtje.
In zijn boek “Psychotherapie, een wetenschappelijk perspectief” geeft professor Pim Cuijpers een overzicht van de huidige stand van zaken binnen de psychotherapie. Hij heeft al het onderzoek op een rij gezet en vertelt ons exact wat wel werkt en wat niet werkt. Tenminste, voor zover hij dat zelf weet.
Wat is psychotherapie?
Voordat we de vraag kunnen stellen of psychotherapie werkt, moeten we eerst helder hebben wat het precies is. Het komt er op neer dat we onder psychotherapie alle interventies verstaan die niet onder medicijngebruik vallen. Als je dat als definitie stelt, hou je nog flink wat behandelmethoden over.
Zo heb je bijvoorbeeld gesprekstherapie. Het typische tweegesprek tussen psycholoog en cliënt. Daarin heb je dan weer verschillende stromingen, zoals de cliëntgerichte, de cognitief therapeutische en de psychodynamische. Maar buiten het tweegesprek heb je ook groepstrainingen, behandelingen waarbij het lichaam meer centraal staat en meer “opvallende” behandelvormen. Tot die laatste groep behoort bijvoorbeeld de EMDR, een behandelmethode waarbij de therapeut met zijn vingers voor de ogen van de cliënt zwaait. Klinkt gek, maar werkt uitstekend in de behandeling van angststoornissen.
Wat werkt?
Het is nog een hele klus om uit te zoeken welke therapie goed werkt.
Je zou mensen gewoon een therapie kunnen geven om hun achteraf te vragen hoe het gaat, maar dat levert een hoop problemen op:
• Hoe weet je dat het probleem niet als vanzelf beter is geworden?
• Wie zegt dat het niet gewoon een goede psycholoog was in plaats van een goede behandelmethode?
• Zou het kunnen zijn dat iedereen anders op verschillende therapieën reageert?
Enzovoort, enzoverder.
Om die vragen goed te kunnen pareren wordt er binnen de psychologie gewerkt met “randomised control trials”. Dat zijn sterk gecontroleerde experimenten waarbij er behandelingen gegeven worden die zoveel mogelijk hetzelfde zijn en waarbij en “controlegroepen” zijn die geen behandelmethode krijgen.
Cuijpers doet dan nog aan “meta-analyses” waarbij verschillende trials met elkaar vergeleken worden. Als een onderzoeker uit Canada een onderzoek naar cognitieve therapie bij depressie heeft gedaan en een onderzoeker uit Utrecht ook, vat Cuijpers die twee onderzoeken samen tot één uitkomst. Alleen gebruikt hij niet twee onderzoeken maar in principe alle onderzoeken die ooit zijn gedaan.
Wat werkt?
Wat komt er nu uit al die meta-analyses? De volgende punten vond ik interessant om te lezen:
• Als je mensen met een depressie niet behandelt, knapt 40% vanzelf weer op. Als je mensen met een depressie wel behandelt, knapt 66% op. Het verschil tussen niet en wel behandelen is dus maar 26%.
• Er zijn verschillende problemen waarvoor een behandelmethode bestaat die goed werkt en goed onderzocht is (depressie, angst, stress). Er is echter geen enkele therapie die altijd en voor iedereen werkt.
• In veel gevallen werkt zelfhulp bijna net zo goed als therapie. Met zelfhulp kan dan een digitale training bedoeld worden en zelfs het lezen van een boek.
• We weten eigenlijk nauwelijks waarom psychotherapie werkt. Het is heel moeilijk om met onderzoek helder te krijgen welk onderdeel van een gesprek werkt, dus dat kunnen we dan ook niet.
• Er zijn bovendien nauwelijks verschillen tussen verschillende behandelmethoden. Het is niet duidelijk dat de schemagerichte therapie beter werkt dan de cognitieve therapie bijvoorbeeld.
Wat betekent dit nu in de praktijk?
Allereerst: ik kan echt mensen helpen, maar of het bij jou aanslaat kan ik niet garanderen.
Daarnaast is het belangrijk om hulp te zoeken. De kans dat je dan over je probleem heen kunt, is groter dan wanneer je het niet doet.
Wat ons betreft is het bovendien verstandig om hulp te zoeken bij een psycholoog die werkt met wetenschappelijk getoetste methoden. De werkzaamheid van een therapie is al klein, dus dan is het verstandig om in ieder geval te werken met een behandeling waarvan de werkzaamheid is aangetoond.
Tot slot is het verstandig om te blijven proberen, maar niet te lang. Als de ene therapie niet werkt, zou de andere best wel kunnen helpen. Blijf dan echter niet te lang hangen bij een therapeut. Als je binnen zes gesprekken geen vooruitgang merkt, wordt het tijd om weer eens door te kijken. Het probleem hoeft niet over te zijn bij zes gesprekken, maar er moet wel een positieve verandering merkbaar zijn.
Robert Haringsma is coach en psycholoog bij het Instituut voor Positieve Psychologie
Interessant artikel, maar naar mijn mening klopt de conclusie niet helemaal.
Wat er uit het boek naar voren komt is dat er eigenlijk gewoon te veel factoren zijn die meespelen in een behandeling en het daarom niet geschikt is voor wetenschappelijk onderzoek zoals we dat kennen. Met andere woorden, we hebben vrij weinig aan het wetenschappelijke onderzoek.
Vervolgens wordt echter wel gesteld dat je toch voor die behandelingen moet gaan die enige evidentie lijken te hebben, want iets is beter dan niets. Ik zou zeggen, niets is wel beter, want het iets betekent immers vrij weinig. Waarom alsnog waarde hieraan hechten? Er zijn blijkbaar allerlei factoren aan de gang die ‘succes’ bepalen en niet door het onderzoek kunnen worden gepakt. Laten we dit onderzoek dan alsjeblieft gewoon liggen en gebruik iets anders. Je intuïtie bijvoorbeeld.
Hiernaast vind ik zes gesprekken echt heel erg kort om te bepalen of je bij een psycholoog moet blijven of niet. Je kunt in die tijd nauwelijks een band op bouwen, laat staan weten of het je iets kan brengen of niet. En over wat voor verbetering hebben we het die zo nodig in deze korte tijd moet ontstaan?
Bedankt voor je reactie.
Ik ben het niet helemaal met je eens. Als we nu iets uit psychologisch onderzoek weten is het wel dat je intuitie in dit soort gevallen weinig waard is. Homeopaten geloven ook dat hun geneeswijzen helpen en waarzegsters hebben die intuitie ook, maar toch weten we zeker dat wat zij doen niet werkt.
Hoe je het ook wendt of keert, als je de wetenschap de rug toekeert kom je terecht in een wild westen waar elke aanbieder kan claimen dat hij de waarheid in pacht heeft. Als we die richting opgaan, moeten we ook niet klagen dat er gebedsgenezers, ufologen en noem maar wat op zich met de zorg van psychologische problematiek gaan bemoeien.
Binnen de basis GGZ (behandeling voor depressie, angst, stress etc) wordt verwacht dat de behandeling binnen zes gesprekken al klaar is. Dus zes gesprekken om te kijken of het klikt lijkt me eerder aan de lange dan aan de korte kant.
Je zegt dat het uit onderzoek blijkt dat intuïtie weinig waard is. Aangezien ik weer weinig waarde aan dit soort onderzoek hecht, zegt die conclusie me ook vrij weinig. 🙂
Ik wil de wetenschap niet de rug toekeren, maar juist veranderen om het ingewikkelde aspect van de psychologie te kunnen bevatten. Je zegt dat gebedsgenezers bijvoorbeeld niet werken, maar hoe bepaal je dit? Als iemand naar een persoon gaat die met geesten praat om antwoord te krijgen van een overleden vader bijvoorbeeld en het rouwproces komt hierdoor op gang, wie zijn wij dan om te zeggen dat het niet werkt? Een psycholoog probeert iets soortgelijks op te wekken, maar dan met net even andere technieken.
En dat binnen de basis GGZ wordt verwacht dat een behandeling binnen zes gesprekken klaar is, betekent nog niet dat dit ook daadwerkelijk zo werkt. Voor de ene persoon zijn twee gesprekken genoeg en een ander heeft baat bij wel 20. Hiernaast kost het opbouwen van een relatie gewoon tijd.