Gedragsproblemen bij peuters op 2-3-jarige leeftijd zijn voorspellers van latere psychische problemen als de kinderen 10 á 11 jaar oud zijn. De vroege ontwikkeling van psychische problemen verloopt anders voor jongens dan voor meisjes. Leraren blijken beter in staat depressieve klachten bij 10 á 11-jarigen vroegtijdig te herkennen dan ouders. Dit blijkt uit onderzoek van de psycholoog Mesman (Erasmus Universiteit).


Uit het onderzoek blijkt dat emotionele problemen (angst, depressie) en gedragsproblemen (agressie, hyperactiviteit) op 2 á 3-jarige leeftijd hetzelfde type problemen op 10 á 11-jarige leeftijd voorspellen. Frequent oppositioneel gedrag (koppig, driftbuien) in de peutertijd blijkt een belangrijke voorspeller van zowel emotionele als gedragsproblemen acht jaar later.


Het lijkt er dus op dat gedrag dat we normaal vinden voor peuters voorspellend is voor latere problemen, als het in de peutertijd al extreem is.

Angst in de peutertijd bleek daarentegen beschermend te werken tegen latere agressie en delinquentie.

Verstoringen in het gezinsleven en de opvoeding van een peuter speelden een aanzienlijk minder grote rol in de voorspelling van latere psychische problemen dan vroege verstoringen in het gedrag en de gezondheid van het kind zelf.


Tenslotte blijkt dat leraren veel meer vroege signalen van depressie bij 10- en 11-jarigen konden waarnemen dan ouders. Sociale problemen, schoolproblemen en depressief gedrag op de kleuterleeftijd zoals waargenomen door leraren bleken belangrijke voorspellers van depressie op 11-jarige leeftijd zoals waargenomen door het kind zelf. Dit onderzoek wijst op het belang van kindfactoren, zoals het vroege gedrag en de lichamelijke gezondheid, voor de latere ontwikkeling van psychische problemen en het belang van leraren als informant over de ontwikkeling van psychische problemen bij het kind.