Eén van de veelvoorkomende namen in de psychologie is Edward John Mostyn Bowlby oftewel John Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie. Naast zijn expertise als psycholoog, psychiater en psychoanalyticus is Bowlby ook ervaringsdeskundige te noemen.
Kindermeisje en kostschool
John Bowlby werd geboren in Londen op 26 februari 1907. Hij groeide op in een upper middle class gezin als vierde van zes kinderen, met de chirurg Sir Anthony Alfred Bowlby als vader.
Bowlby zag zijn ouders nauwelijks. Hij werd voornamelijk opgevoed door zijn kindermeisje en op zijn zevende werd hij naar kostschool gestuurd. Bowlby hechtte zich sterk aan zijn kindermeisje en vond het vreselijk toen zij vertrok op zijn vierde. Ook de kostschool vond hij verre van plezierig.
In 1938 trouwde Bowlby met Ursula Longstaff met wie hij vier kinderen kreeg. John Bowlby stierf op 2 september 1990 op het Schotse eiland Skye.
Studiekeuze
Bowlby ging niet meteen de psychologie in. Hij volgde in eerste instantie de opleiding tot marineofficier bij het Royal Navy College in Dartmouth, maar hij stapte in 1925 over naar de opleiding Psychologie aan het Trinity College in Cambridge en vulde deze aan met de studie geneeskunde aan het University College in Londen. Bowlby werd in 1933 basisarts, in 1937 psychoanalyticus en in 1940 werd hij psychiater.
Loopbaan
Bowlby begon zijn carrière als psycholoog bij het Trinity College en later ging hij werken bij het Instituut voor Psychoanalyse. Na zijn afstuderen werd hij werkzaam als psychoanalyticus bij het Maudsley Hospital. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het Royal Army Medical Corps en daarna werkte hij als adjunct-directeur bij de Tavistock Clinic. In de jaren ’50 bekleedde hij een functie bij de Wereldgezondheidsorganisatie als adviseur geestelijke gezondheid.
De hechtingstheorie
Vanwege zijn ervaringen als kind was hij zeer betrokken met het welzijn van kinderen. De hechtingstheorie kwam tot leven toen hij tussen 1928 en 1929 tijdens zijn werk te maken kreeg met kinderen die onaangepast gedrag vertoonden. Bowlby ging werken voor de Child Guidance Clinic in Londen waar hij met kinderen kon werken die hun ouders kwijtgeraakt waren tijdens de oorlog. Bowlby zette zich in voor adoptie van jonge kinderen zonder thuis en besteedde zijn verdere werk aan de uiteenzetting van de hechtingstheorie.
De psychologie
De hechtingstheorie van Bowlby is nu een groot onderdeel van de hedendaagse psychologie. Volgens de theorie van Bowlby is een goede interactie tussen opvoeders en kinderen noodzakelijk om een goede hechting te doen ontstaan. Een kind heeft veiligheid van een opvoeder nodig om vandaar uit de wereld te ontdekken. De soort hechting heeft voorspellende waarde voor de ontwikkeling van het kind. Een niet-veilige hechting kan leiden tot diverse problematiek als leerproblemen, problemen met zelfwaardering tot aan het aangaan van relaties.
Kritieken
De conclusies van Bowlby kregen ook kritiek. Waar Bowlby de rol van de aanwezigheid van de opvoeder sterk benadrukt, spelen zeker ook andere factoren mee in de vorming van de hechting en ontwikkeling van het kind. Daarnaast benoemde Bowlby in eerste instantie vaak de moeder als opvoeder. Later verklaarde hij dat de opvoeder niet per se de moeder is en dat andere opvoeders de ‘moederlijke’ zorg ook op zich kunnen nemen.
Invloed
De hechtingstheorie van Bowlby is ontstaan uit zijn eigen opvoeding waarin hij maar weinig contact had met zijn ouders. Bowlby kwam met deze theorie naar buiten in een tijdgeest waarin men dacht dat de aandacht van ouders het kind zou verwennen. Bowlby benadrukte met zijn hechtingstheorie juist het belang van de aanwezigheid en betrokkenheid van de opvoeder. Hij heeft hiermee een beweging tot stand gebracht in de psychologie waarmee de hechting en ontwikkeling van kinderen nauwkeurig onderzocht kunnen worden. Tot op de dag van vandaag is zijn werk nog de inspiratie voor onderzoekers in de psychologie.